Mitrailleur-motor

Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog deed de motorfiets zijn intrede in het Nederlandse leger. Dit op aandringen van de NMV, die enkele jaren later door haar bemoeienissen rond de inzet van de legermotor werd geëerd met het predicaat ‘Koninklijke’.

Aan de vooravond van de volgende, tweede, wereldoorlog beschikte de krijgsmacht over twee regimenten huzaren-motorrijder, en ging in mei 1940 naast 12.000 vrachtauto’s en 1600 personenauto’s de oorlog in met 9.000 motorfietsen.
Voor de Eerste Wereldoorlog leek het er nog op dat motorfietsen geen enkele rol zouden spelen op het krijgstoneel. De legerleiding in Nederland achtte ze te onbetrouwbaar en niet zoals een paard bruikbaar in ruig terrein.
In 1912 bezat het leger dan ook niet meer dan welgeteld vier Douglassen. Ze dienden ter begeleiding van compagnieën wielrijders, onderdeel van een leger dat voor vervoer nog hoofdzakelijk was aangewezen op paarden en fietsen.

Slagveld

Opmerkelijk is dat motorrijders er bij de hoogste legerleiding al in 1908 op aandrongen motorfietsen in te zetten. De top legde dit idee van de Nederlandse Motorwielrijders Vereniging (de KNMV, nog zonder ‘K’) naast zich neer.
Maar nadat twee jaar later in Duitsland een korps van vrijwillige motorrijders werd opgericht, waren ook in het Nederlandse leger de eerste motoren welkom. Zes motorrijders ‘mochten’ bij een militaire oefening laten zien wat de gemotoriseerde tweewieler op het slagveld waard was.
Met succes, maar de legerleiding zag niets in de aanschaf van dienstmotoren. Ze zouden te duur en te onbetrouwbaar zijn. Wél mochten privérijders met eigen motor deelnemen aan legeroefeningen.
De NMV richtte vervolgens in 1913 het Vrijwillige Militaire Motor Korps (VMKK) op.
De zich gretig aanmeldende vrijwilligers ontvingen een onkostenvergoeidng van vijf gulden per dag voor verblijf en motoronderhoud. Reparaties en verzekeringen kwamen voor de eigen rekening van deze particuliere enthousiastelingen.
Nu konden deze motorrijders het over het algemeen wel lijden; de motorfiets was nog hoofdzakelijk een voertuig voor gefortuneerde artsen en aanzienlijke, niet zelden adellijke lieden.
Niet elke motorfiets werd voor het militaire werk geschikt geacht. Ze moesten minstens 250 cc zijn, een minimale top van 6o km/u en twee versnellingen hebben, alsmede uitgerust zijn met een lantaarn, een reservebinnenband en een bagagedrager.

Revolver

De motorrijders kregen een militair uniform aangemeten dat ze ook buiten diensttijd mochten dragen. Verder hadden ze de beschikking over een revolver met 60 patronen die ze in een jaar mochten ‘opschieten’. En dat gebeurde dan ook.
Zo beschrijft Han Harmsze (toenmalig uitgever en hoofdredacteur weekblad Motor) smakelijk in het boekje 75 jaar Motorleven in Nederland (1979), dat VMMK’ers op een gezellige avond in de kroeg nog wel eens vreugdeschoten wilden afvuren. Incidenten die aanleiding vormden om het korps op te nemen in de Vrijwillige Landstorm. Daarmee vielen deze motorrijders onder de krijgstucht.

NMV-voorzitter Robt. toe Laer toont in 1911 motor met stuurmitrailleur aan oorlogsminister Hendrik Colijn (r.).

Opnieuw drong motorrijdend en -producerend Nederland aan op een grotere rol voor de motorfiets bij de krijgsmacht. De NMV hield in 1913 een tentoonstelling van de nieuwste modellen onder de militaire motorfietsen. Eysink kwam met een 3pk-model en een bijna 30 kilo zware mitrailleur op de bagagdrager. Simplex toonde een motorfiets die was voorzien van een volledige veldapotheek, en Vulkaan had op een 2½pk motor een zoeklicht met generator gemonteerd. Desondanks was een aantal commandanten nog niet overtuigd van de motormogelijkheden te velde.


Een testrit over de Veluwe zou daar verandering in brengen. Tussen Arnhem en Amersfoort werd een zwaar parcours door bos, zand, grind en hei uitgezet. En met koningin Wilhelmina en prins Hendrik, de minister van oorlog en de opperbevelhebber van het leger aan de kant van een mulle zandstrook bij Hoenderloo slaagde de motorfiets met vlag en wimpel voor dit militaire examen. Van de 33 motoren, waaronder naast Eysink ook de Belgsiche FN en de Engelse Douglas, haalden 28 de eindstreep.

Koninklijk

Wilhelmina stelde, enthousiast geworden, een beker beschikbaar voor een internationale betrouwbaarheidswedstrijd. Deze zou half augustus 1914 plaatsvinden. Op 28 juli brak de Eerste Wereldoorlog uit, de wedstrijdrit werd afgelast.
Gedurende de oorlog, waarbij het neutrale Nederland buiten schot bleef, kwam de legerleiding tot de conclusie dat de tijd was aangebroken voor de aanschaf van motoren die door dienstplichtigen zouden worden bemand.
In 1916 werd de VMMK ontbonden. In datzelfde jaar kreeg de NMV als dank voor haar voorwerk de motor een rol in het leger te bezorgen het predikaat ‘Koninklijke’.

Dit bericht is geplaatst in blog. Bookmark de permalink.

Geef een reactie