Het probleem is dat ik de problemen niet wil zien. Ze komen me niet van pas en als ze onafwendbaar lijken, steek ik als een pelikaan in de Golf van Mexico de kop in de olie.
Zo knok ik me nu een weg naar een soepel schakelende versnellingsbak. Nieuwe lagers, nieuwe bussen, paniek om te ruime bussen, o nee dat schijnt bij opgesloten tandwielen niet erg te zijn, dat hoort zelfs. En er moet een oliekeerring van kurk in. Van kurk? Is dat nog te verkrijgen of moet ik dat snijden uit de stop van een magnumfles champagne? O, een rubberen O-ring mag ook. Echt? Nou ja, laten we het proberen.
Voordat het hele spektakel begon en de bak eruit moest, moest natuurlijk ook de uitlaat gelost worden. Bij het erafnemen – ik zat dus nog maar in de beginfase – greep ik in de uitlaatpoort. Een schok. De BP-olieramp van 2010 had nog niet eens plaatsgevonden – zo lang is het dus geleden – en ik zag dat mijn wijsvinger glom van de zwarte olie. Ik was met de vinger niet langs een vettig filmpje op de uitlaatpoort gegleden maar terechtgekomen in een doopvont gevuld met SAE 50.
Omdat ik nu eenmaal was begonnen aan de gearbox wilde ik die klus eerst afmaken. En ik verbood mezelf nachtmerries te dromen over wat er al niet schuil kon gaan achter de olieramp in de Golf van Cilinderkop. Elk gedachtenlinkje daarover was absoluut taboe; een strenge kerkeling zou mij het verbannen van verkeerde gedachten niet verbeteren.
Er komt inmiddels schot in de bak. Alles schooon, zandkorreltjes uit de box geblazen en van de werkbank richting vloer geföhnd.
Toen kogellagers, kwadrant en nokkenasplaat weer terug op hun plaats zaten, dorst ik weer vooruit te kijken. Zag ik dat goed? Licht? Aan het eind van de tunnel? Even. Want ja hoor, ik was al weer in staat aan het eind ervan een loodzwaar donker wolkendek te projecteren. De olieramp speelde weer op.
* * * * *
Ik begon dit stukje met de constatering dat ik de problemen niet
wil zien. Maar dat klopt natuurlijk niet, helemaal niet. Ik ben in
staat van een vrolijk verjaardagsfeestje in no time een
condoléancevisite te maken. Ik heb de goedbedoelde felicitatiehand
nog maar net losgelaten of ik merk dan op dat ik dan nu toch wel het
grootste deel van mijn leven erop heb zitten. Pak zelf maar even een
stuk gebak van de schaal.
Zo kan de vervanging van een set
tandwielen mij ernstiger voorkomen dan de galoperatie van een naast
famileilid. Terwijl ik op andere momenten de problemen niet wens te
zien of te horen.
Een tikkend, ratelend, schurend, jankend,
raspend geluid moet niet meer te negeren zijn voordat ik in actie
kom. Het moet zo out of tune klinken dat je automobilisten verschrikt
met hun portierraampje ziet schuiven. Open of juist dicht.
En ik
wil het gewoon niet horen, ik wil niet dat mijn rijplezier op dat
moment wordt verstoord, ik wil niet dat op dat moment de motor aan de
kant moet, dat alle tassen eraf moeten in de wetenschap dat ik aan
die wegkant nog een uurtje of wat zal doorbrengen.
Nee, ik wil
die ene camping nog bereiken en denk dat het de wind is die een
beetje gek langs mijn tanktass vlaagt of dat dat rare wegdek
merkwaardige fluittonen veroorzaakt.
Het wegdenken van
problemen kan zulke vormen aannemen dat ik daags voor een
vakantietrip het vertik met de motor een tochtje te maken om
bijvoorbeeld bij mijn zus een luchtbedpomp voor de leen op te halen.
Je zult toch net op dat moment, acht uur ‘s avonds, geschuur of
geratel te horen krijgen, pakweg veertien uur voor je vertrek.
Eerst
die leuke camping in Noord-Frankrijk zien te bereiken. Daarna zien we
wel verder.
Engelbert Spechtenborst jr.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland