Revisie

Friesland is een paradijs voor pechvogels. Als je niet zo zeker van je zaak bent omdat er bijvoorbeeld net iets te blauwe rook uit je uitlaat komt of omdat je magneet vuurwerk van bedenkelijk allooi aflevert, zet dan koers naar deze noordelijke provincie.

In september zou ik er nog een weekje of wat tussenuittrekken met de vrouw om ook het allerlaatste moois uit het zomerseizoen te persen. Het moest een tocht worden langs de noordkust. Friesland, Groningen en een beetje Duits Ostfriesland. Na een periode van eindeloos lijkende malheur en talloze bel-, bestel- en sleutelsessies draafde de ES2 heerlijk door de polder. Eindelijk.
Af en toe kneep ze me in de zij, alsof ze me wilde laten meegenieten van haar pillionpleasure. En alsof ze me ook wilde zeggen dat ik al haar gemopper over het op het keukenfornuis verhitten van carterhelften nu maar gauw moest vergeten. ‘Engelbert, ik vind het achteraf helemaal geen punt dat je dat gloeiend hete carter in een klaarstaande saladeschotel liet vallen. Jij kon er toch ook niks aan doen’. Zulk soort knepen.
Het waren uren van intens geluk. Ik zeg uren. Geen dagen of weken. In Sneek viel de boel stil. Vrouw eraf, ik eraf. Loodzware benen. Moeilijk gezicht. Wat denk je, vroeg ze me. Ik zag dat ze niet van plan was zich klein te laten krijgen. Voorlopig niet. Ze zou koffie halen, chocoladerepen, broodjes, misschien zelfs een klein flesje bier. Niets zou haar te gek zijn om de moed erin te houden.
Eerst gingen mijn jas en fleecejack uit. Het was een warme dag. En ik wist dat ik het nog veel warmer zou krijgen. Alles wees op een langdurige klus.

* * * * *

We waren net Sneek binnen gereden toen ik een geluid had gehoord dat er op dat moment niet hoorde te zijn. Ja, als de slager net een ons rosbief heeft gesneden en hij laat de snijmachine uitlopen dan hoor je zulk geluid te horen. Maar niet op je ES2 hier in dit vredige, mooie Friesland. Of laat ik eerlijk zeggen: ik weigerde ernaar te luisteren, deed of het er niet was. Ik wilde ons rijgeluk niet stuk maken.
Totdat we stilstonden voor een stoplicht en mijn vrouw zei “Hoor je dat? Dat geluid?’ Met opeengeklemde tanden knikte ik.
Toen ik wegreed bij het stoplicht was het met de ontkenningsfase gedaan. Geen spoor meer van een ES2. De Berkel snijmachine had de regie volledig overgenomen en bestreek alle registers van hoog tot laag: hooooe-aaah-hooooe-aaaah-jank-hooeee. Ik kwakte de boel de stoep op en daar stonden we dus.

* * * * *

De dodenmars in 4.000 beats per minute was gepaard gegaan met een kickstarter die al op en neer pendelend een eigen leven was begonnen. Ik had het plaatje al in mijn hoofd. De kickstarterpal was afgesleten en hield de kickstarteras niet meer op zijn (rust)plek. En vervolgens zou deze as natuurlijk zijn gaan rukken aan de hulpas die daardoor zijn eigen lager was gaan mollen. Daar ergens zou het gedonder vandaan moeten komen.
De kaart van Friesland werd uitgespreid om gereedschap en al die te demonteren onderdelen schoon van straatvuil te houden.
De Snekers (?), Snekenaren (?), Snitsers (?) lieten me eerst een half uurtje aanklooien. En toen kwam de een na de ander zijn of haar hulp aanbieden. De chauffeur van een streekbus stond boven op de rem. Liet de passagiers achter en stapte de bus uit. “Pech? Je hebt geluk. Honderdvijftig meter verderop vlakbij de rotonde zit een motorzaak.” Dank u. Even later een vrouw. Ze stak haastig de drukke weg door het stadscentrum over. “Aaah wat zonde. Ja we hebben zelf ook een motor. Heb je een aanhanger nodig? Dan kunnen we jullie wel wegbrengen. Je weet het nog niet? Hier mijn telefoonnummer. Je kunt altijd bellen.”
Ondertussen is het duidelijk dat we hier wel even vast zitten. Een brede man stapt uit een hoogopgepompte 4WD. “Zeg het maar. Ik heb alles. Draaibank, lasapparatuur en ik kan frezen. Ik doe nu in dit soort autootjes maar ik heb vroeger altijd aan Honda’s gesleuteld. We schuiven hem zo achter op de bak van mijn auto.” Ik ben nog niet aan een definitieve diagnose toe en zeg timide “Nou ja, het lukt wel. Tenminste dat denk ik. Maar heel erg bedankt.”
Als de vriendelijke 4WD’er wegblaast, meldt zich even later een slungelachtige man. “Heb je zin in cola?” Ik bereid me voor op een grap, een flauwe grap in de lijn van claxonerende automobilisten die een lange neus maken terwijl jij op de ringweg bij Antwerpen tot aan de ellebogen in de olie zit. “Nee dank je”, zeg ik meteen om de grap de pas af te snijden. “Ik had jullie gezien vanuit de flat daar aan de overkant”, gaat hij verder. “Ik dacht die zijn nog wel even bezig. Hier”. Hij haalt twee blikjes cola uit zijn jaszak.

* * * * *

Ondertussen is me duidelijk geworden dat we niet te maken hebben met een eenvoudige roadside-reparatie. Hotelwerk. Het wordt een hotel om de zaak de volgende dag nog eens nader te bekijken.
Een net passerende twintiger kan ons misschien wel helpen aan het dichtstbijzijnde adres. “Jazeker”. Hij weet er twee.
Als de boel weer is opgepakt staat dezelfde jongen opnieuw voor me. Nu met auto. ‘Stap maar in, rijd ik je wel even naar dat hotel. Zie je of het wat is.”
Als we teruggaan om de motor en vrouwlief weer op te pikken, geeft hij me zwijgend een briefje met een telefoonnummer. “Vraag maar naar Erik. Ik werk op een machinewerkplaats. Ik heb morgen nog wel tijd als er even iets gedraaid moet worden.”
Als de hoteleigenaar zijn drankhok inruimt om de ES2 een plekje voor de nacht te geven, ben ik helemaal plat voor Sneek, voor Friesland. En ik denk terug aan die lieve Friezen als ik thuis mijn versnellingsbak zie liggen die op een werkblad is leeggegooid.
Er valt heel wat te reviseren.

Engelbert Spechtenborst jr.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie