Het was hoog tijd mijn badkamer schoon te maken. De tegeltjes hè. De glans is er al lang af, en ze voelen een beetje stroef aan.
Ik had er een half jaar tegenaan zitten hikken. Stáán hikken. Tijdens het douchen. Tegeltjes tellen: 2-3-6.
Tweehonderdzesendertig stuks moest ik een voor een schoonmaken. Geen zin in. Helemaal geen zin in. En bovendien als ik nog een half jaar wachtte, kon ik de tegels ook wel eens een keer vervangen. Antraciet. Dat leek me ook nog eens veel eigentijdser.
Het blok van mijn ES2 (blok én bak) bestaat uit 422 delen. Ze liggen uitgestald in mijn huiskamer. Boekenkast uitgeruimd en waar ‘Ome Jan leert zijn neefje schaken’ en de Enkhuizer almanak stonden, liggen nu stoterstangen en klepveren. De tweezitsbank is tijdelijk buiten gebruik want daar wachten een carterdeksel en nog zo wat aluminiumwerk op een reinigingsbeurt.
Ik heb het even opgemeten: er ligt zo’n zes vierkante meter motorblok. Meer dan het tegelvlak van de badkamer. Eigenlijk heel veel meer, want een zuiger en een koppelingshuis kennen ook nog zijkanten en een onderkant. Daar heb je bij tegels geen last van.
En toch zal het niet verrassen dat ik de schoonmaak van de blokdelen heel wat enthousiaster wil aanpakken dan de muur van de badkamer, als het daar al van zou komen.
Ik vertel dat nu zo langs mijn neus weg dat ik mijn blok uit elkaar heb liggen, maar zo gewoon is dat niet. In mijn woning heerst sinds enkele dagen de noodtoestand. Er zijn met koord afgezette, verplichte looproutes en voor de katten is een avondklok van kracht. Ik ben als de dood dat de zorgvuldig genummerde bakjes met moertjes, veerringetjes en spietjes omgekegeld worden. Als het spul door elkaar raakt zou ik ontroostbaar ongelukkig zijn. De laatste tijd domineren dominostenen en huismussen mijn dromen.
De uitzonderingstoestand in Huize Spechtenborst kan nog wel een tijdje duren. Want o mensen wat geniet ik van dit landschap in mijn woonkamer! Het ochtendlicht dat over de kromming van de uitlaatbocht kruipt, kan me zo een kwartiertje langer aan de ontbijttafel kluisteren.
Of een stelletje slordig uitgespreide koppelingsplaten die met hun inkepingen en tabs een prachtige compositie vormen. En wat te denken van de vage oliegeur die in de huiskamer hangt als je ’s ochtends beneden komt?!
Temidden van al die schoonheid aan vormen en lichtbuigingen heb ik wat oneffenheden, wat ongemakkelijkheden moeten wegmoffelen. Onder een krant waarop nu een bakje met wat verrotte koppelingsmoeren staat, weet ik een paar lelijke smeervlekken. Net toen een klein rot ringetje – ruimhartig in de olie gezet – over de grond rolde, hoorde ik mijn vrouw thuiskomen.
In een jongensreflex, meer dan dat was het niet, veegde ik de oliespatten weg. Dacht ik. De olie wreef ik tot een vlek met de grootte van een handpalm uit in het camelkleurige tapijt.
Meteen krant erover – ook weer een reflex.
En om de krant op zijn plek te houden ging daar later nog de gietijzeren cilinder op. Over dat laatste was wél nagedacht. Voorlopig zou ik mijn echtgenote niet hoeven te confronteren met de zwarte kanten van mijn hobby. (Fantastisch van d’r hoor hoe ze instemde toen ik voorstelde het blok in de huiskamer uit elkaar te halen. Aan de andere kant krijgt ze er ook een hoop gezelligheid voor terug nu ik niet van die lange avonden in de schuur doorbreng).
Afgezien van wat weggesaneerde olie is het een feest. Mijn grote angst is dat ik te veel ga genieten van de aanblik in deze comfortabele omgeving.
Ik heb al uren doorgebracht op een hoekje krant dat op de bank ligt. Ging er zitten als ik iets moest bedenken om een tandwiel zonder trekker los te krijgen. En ik merkte dat dat heel goed paste bij mijn vertragingsgrage inborst. Dus als ik even niet weet hoe het verder moet, zit ik huplakee op de bank. En ik heb niet alleen zo’n inborst, ik weet het ook gewoon vaak niet.
Kan heel goed zijn dat ik voor de zomer nog niet met de ES2 op weg ben. Maar voor september moet dat toch lukken en heb ik alle tijd voor andere tegels in de badkamer. En nieuwe vloerbedekking in de woonkamer. Ook antraciet.