Vluchtgevaarlijk

Olie is een van primaire levensbehoeften van onze lievelingen. En we kopen ons arm aan de vloeistof of het nu om SAE 80, 30 of 20-50 gaat. Mineraal of synthetisch. Alleen het beste van het beste voor onze oogappel.

Zoals appels worden aangetrokken door de zwaartekracht wil olie altijd via de makkelijkste weg naar buiten. Altijd. En ook vaak via het laagste punt. Het heeft er helemaal geen zin in om te smeren, de warmteontwikkeling in de machinekamer binnen de perken te houden, brokjes zuigerveer af te voeren, het motorgeruis te onderdrukken. Nee, het wil eruit, ‘m smeren.

Met onze Engelse motorfietsen zijn we dubbel de pineut. Voor onze goede zorg worden we telkens weer beloond met afstoting. Meneer is een beetje verwend. Oké, Franse (vakantie-)Elf is ook wel heel erg maar als nou ook de every inch English oil Castrol naar buiten wordt gegooid, haak ik af.

Zit het hem in de kwaliteit van het Engelse gietwerk waardoor carterhelften nooit lekker tegen elkaar aan liggen? Hebben Japanners en Duitsers een neusje voor goed gieten? Of moeten we dat Engelse gedruip begrijpen omdat de Engelse oudjes als veteraan meer in trek zijn, en deze oude lijken massaal in handen zijn gevallen van goedwillende amateur-sleutelaars die er al gauw een potje van maken?

Prutsers


Zo werd ik gek van de lekkage uit mijn stalen oliebadkast van de primaire ketting. Oja zeker, een veelvuldig gesignaleerd probleem. Ontstaan doordat die dummies van een amateurprutsers de centrale moer te krachtig aandraaien. Gevolg is dat de 50 centimeter brede deksel in het midden meer dan stijf aansluit op de grondplaat van de kettingkast, terwijl de buitenkanten juist terugwijken. Eigenlijk zou je de deksel eerst moeten richten, vertelt me een toegwijd Norton-clublid. Wist ik maar hoe.

Essentieel onderdeel in het verhaal is de rubberen afdichtingsband, een zwart, heel dik stuk elastiek dat strak om de grondplaat hoort te zijn gemonteerd en waar je vervolgens de deksel tegenaandrukt en vastschroeft. De band dient als afdichtende pakking om de vluchtgevaarlijke olie binnen te houden. Die band, sommigen noemen het een pees, moet je overigens om het x-aantal jaar vervangen omdat dat rubber uitdroogt, lubbert en niet meer strak afsluit. Tot zover de theorie.

Elastiekjes

Eerst maar eens een nieuwe rubberen band besteld, uitgepakt en gemonteerd. Lekken als een vergiet. Toegezonden band blijkt te smal en te hoog, Bovendien voorzien van een lelijke lasnaad alsof er twee ‘elastiekjes’ aanelkaar zijn geplakt (Ik had toch duidelijk opgegeven dat deze niet bedoeld was voor de primaire kast van een Velocette or whatever maar van een Norton Model 18 1946?!).

Een aardige motorkennis, Nortonman in hart en nieren, bood me twee verschillende rubber banden aan die hij ‘nog had liggen’. Probeer maar. Een van de twee viel af: te ruim. De ander had wel de juiste maat maar was inmiddels door de jaren aangedaan en verhard. Het meegegeven recept luidde om een flinke laag gesmolten Duckhams vet in de kast te gieten om een ondoordringbare laag te creëren. Gaan we doen. Maar eerst op zoek naar een geschikte, passende rubberen pakkingsband.

Er is nog een alternatief. Eentje die ik niet overweeg: de beltdrive. Een veel te dure oplossing (Norvil 439 pond). Maar de smeerbare ketting met O-ringen, een alternatief geopperd door een ander niet minder toegewijd Norton-clublid en terug te vinden op http://boemknalplof.nl/workshoptips/ (zie Oliebadkast 2) houd ik wel in gedachten mocht een goed passende rubberband niet leverbaar zijn.

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie