Koninklijke Kloekheid

Wat gebeurt er als je een boek met beperkte oplage uitbrengt over motorfietsen die ook in beperkte oplage op de markt zijn gebracht? Dan verzeilen we in het rijk van het crème de la crème.

Een anderhalf jaar geleden mocht ik Ultimate Collector Motorcycles (uitgeverij Taschen) bekijken bij een boekhandel in Deventer. Het tweedelige werk gevat in een cassette, tilde ik onder het bezorgde oog van een verkoopster naar een zware tafel; het boekwerk was met zijn bijna tien kilo teveel stoeptegel om in de hand liggend even door te bladeren.
Niet alleen door de omvang en verpakkingswijze maar ook door de prachtig gedrukte foto’s en illustraties kreeg ik bij het snuffelen door de Koninklijke Kloekheden de neiging de motorwanten in te ruilen voor een paar witzijden museumhandschoentjes.

De zo ongelofelijk fraai uitgegeven editie deed me denken aan een andere koffietafelkokkerd, Motoren. 130 jaar design op twee wielen, uitgegeven door Evergreen (onderdeel van Taschen) als officieel tentoonstellingsboek van het Guggenheim Museum New York bij de expositie The art of the motorcycle in 1998. Ik betaalde voor dit middenzwaargewicht (430 pagina’s, drie kilo motor- en cultuurgeschiedenis) in de ramsj slechts 22 euro.

De prijs van Motorcycles bracht echter een schok teweeg: 250 euro. 940 pagina’s en 10,36 kilo motorgeschiedenis. Daarnaast is er nog een extra luxe editie die het drievoudige moet opbrengen. Niettemin genoot ik ervan zoals je een mooi kunstwerk in een museum kunt bekijken. Met de gedachte dat ik de Sterrennacht van Van Gogh ook niet zou kunnen betalen, maar wel kon bekijken, verliet ik goedgehumeurd na een half uur de boekenzaak.

Gekrompen

Vorige week een schok van herkenning. Boekwinkel in Tilburg. Even wat rommelen door de ramsj. Motorcycles! Het boek was echter gekrompen tot een kwart van de oorspronkelijke omvang, en samengebracht tot één deel. Maar nu wel betaalbaar: 25 euro. Uiteraard mis je de detaillering in de illustraties en ontbreekt er veel informatie ten opzichte van het origineel. Maar een goeie repro van de Sterrennacht kan ook begerenswaardig zijn.

Je ontkomt er niet aan ‘Motorcycles’ en ‘Motoren’ te vergelijken.
Beide boeken beschrijven de geschiedenis vanaf de eerste motorfiets, de Hildebrand & Wolfmüller uit 1894. Motoren gaat tot 2000, Motorcycles dat later uitkwam, knoopt er nog zo’n twintig jaar aan vast.
Van de vele tientallen ontwerpen die beide boeken behandelen, zijn er acht dezelfde, o.a. de eerdergenoemde Hildebrand en de AJS E-95, de legendarische ‘Porcupine’.
Motorcycles neemt in het overzicht van vijftig historische motorfietsen in totaal ook exemplaren mee waarvan ooit maar één prototype is geproduceerd (o.a. Laverdda 1000 V6 endurance racer).
Opvallend verschil is dat Motoren foto’s toont van perfect, haast angstig perfect gerestaureerde modellen, Motorcycles laat de motorfiets graag zien als een door tijd en strijd getekende krijger met butsen, krassen, gebarsten lak.

Forwheeldrive

Ter vergelijking bekijken we wat beide boeken te melden hebben over de tussen 1921 en 1926 uitgekomen Duitse Megola. Het is het geesteskind van de Münchener ingenieur Fritz Gockerell (1889-1965, verengelste zijn naam later tot Cockerell, nou ja zeg…). Met zijn vijf in het voorwiel geplaatste cilinders een niet te vermijden ontwerp. Er was een tour- en een sportversie: met 14pk/4600 tpm en 85 km/u top dan wel 25pk/6800 tpm en 142 km/u.

Bij Motorcycles lezen we dat er van beide versies in totaal 500 stuks zijn geproduceerd. Was zonder versnellingsbak, je moest hem aanduwen en er dan snel opspringen. De cilinders dreven het voorwiel rechtstreeks via de vooras aan. Motorcycles waarschuwt voor de vele replica’s die in omloop zijn en voor overgerestaureerde modellen (plaagstootje richting Motoren?). De afgebeelde Megola is dan natuurlijk ook een echte, patinarijke in bezit van een Duitse verzamelaar.

Motorcycles meldt verder dat het vernieuwende destijds natuurlijk de plaatsing van de vijf in totaal 637 cc cilinders in het voorwiel was. Zonder versnellingsbak een moeilijk te beteugelen paard, zeker op het racecircuit. Door de keus van het formaat voorwiel kon de handelbaarheid enigszins worden afgestemd op de aard van het wegdek (circuit, trial, toeren).

De naam van het merk was samengesteld uit de eerste twee letters van Gockerell en de achternamen van zijn mede-firmanten Hans Meixner en Otto Landgraf met wie hij in 1920 aanvankelijk een driecilinder – in het achterwiel – uitbracht.

De Megola is niet uniek. In 1920 was er onder de naam Radco uit Birmingham ook een voorwiel-aangedreven motorfiets bedacht. Deze kwam echter niet verder dan een prototype. De Megola was daarmee dus de eerste forwheeldrive motorfiets. Door de plaatsing van het blok in het voorwiel bovendien een schoon vervoermiddel dat niet ook de broekspijpen nog eens van smeer voorzag.
De sportuitvoering was overigens geen kinderachtig motorfietsje. Ex-gevechtspiloot Toni Bauhofer stuurde de Megola in 1924 naar het Duitse kampioenschap in de 500plusklasse.
De productie werd in 1926 gestaakt, mede als gevolg van de Duitse hyperinflatie van drie jaar eerder.

Roaring twenties

Het op cultuurgeschiedenis gerichte Motoren dicht het Megola-design een voorname plek toe in de roaring twenties en het zogeheten machinetijdperk, de periode tussen beide wereldoorlogen. Daarin kregen vrije expressie naast planmatigheid de ruimte als reactie op de verschrikkingen van WOI en het verlangen naar een maatschappij met nieuwe waarden en ideeën. Bij de Megola is dat terug te zien in het dynamische open frame, natuurlijk de in het voorwiel geplaatste motor en de op vrouwen gerichte marketingcampagne.

Ook de gestroomlijne vormen en verwerking van industriële materialen als chroom en plastic, typerend voor de in die periode ontstane art decostijl, worden weerspiegeld door de Megola, aldus Motoren.

Conclusie is dat beide boeken mooi op elkaar aansluiten waarbij Motoren de vormgeving benadrukt en Motorcycles wat meer op de techniek zit.

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie