Ja hoor, daar heb je hem weer. De maand juni is maar net begonnen en Spechtenborst komt weer aanzetten met een stukje over de TT, de TT op het eiland Man.
Ik kan het niet helpen. Maar elk jaar als op Man de wegen weer dichtgaan werk ik aan mijn column voor het Norton-clubblad van juli. De straten gaan voor het publiek op slot voor een volgende race of om de trainingen ongestoord te laten plaatsvinden. Dat hoor ik via internetradio Manx Radio TT. Als het even kan, stem ik erop af.
Anderhalve week (28 mei-10 juni) lang kan ik bijna nergens anders aan denken. En zo zijn mijn stukjes in het juli-nummer van de Unapproachable bijna altijd gekruid met TT. Ach ja, een kok die in mei geen asperges op het menu zet, deugt ook niet voor zijn vak, kreeg ik laatst nog van een chef-kok te horen.
TT is veel meer dan de spannende secondenstrijd tussen Ian Hutchinson en Michael Dunlop. Het is genieten van de radioreporters, van de interviews met coureurs die uit alle Engelssprekende windstreken naar Man zijn gekomen. Het is de schok als er melding wordt gemaakt van een dodelijke crash (eerste bericht altijd aarzelend, want nog niet officieel bevestigd, familie nog niet op de hoogte, gevolgd door steeds meer zekerheid, o no, hij heeft het echt niet overleefd).
Onder de reporters spant Roy Moore die bij de Ramsey Hairpin verslag staat te geven, de kroon. Hij ratelt met ritme. Rept over de stoepband die bijna wordt meegenomen, de twee seconden tijdswinst vanaf Kirk Michael, een losgeflapperd riempje van een race-overall en een afgebroken voetsteun waar deze renner vier jaar geleden mee te kampen had. Dat alles stopt hij in één zin. Hij haalt geen adem, hapert geen moment. Elk woord staat op zijn plaats, hij spuwt pk-poëzie.
De reporters, verspreid over het 37¾ mijl lange circuit, zijn er in samenwerking met de studio-presentatie meester in om de spanning nog eens extra op te voeren.
Een popliedje wordt abrupt afgebroken. Breaking news, de start van de Supersportklasse is met een uur uitgesteld als gevolg van een niet voorziene heftige stortbui in Glen Helen. De opgebouwde spanning zakt weer even in en er volgt een half uur doelloze muziek, afgewisseld door een mededeling over een aangereden hond of over een weg die nog een kwartiertje langer openblijft omdat een ingevlogen arts er graag nog even langs wil. Onderwijl schakelt de studio met Glen Helen, Douglas en the Bungalow. Je voelt dat de reporter zelf zo graag wil dat de race doorgaat en dat hij het natgeregende wegdek wel eigenmondig zou willen droogblazen.
De TT-koorts kreeg dit jaar een extra injectie na het lezen van ‘Stealing Speed’ van Mat Oxley (2010). Het gaat over de Duitse, de Oost-Duitse coureur Ernst Degner die – om te ontsnappen aan het communistische regime – ingaat op avances van Suzuki en de zwaarbewaakte geheimen van de snel benzine doorslikkende en supersnelle MZ prijsgeeft. Het is een meer dan fascinerend verhaal over nazi-atoomgeleerden (V1/V2-technologie in een carburateur), de koude oorlog, spionage en de TT.
Het Isle of Man speelt een sleutelrol omdat hier het eerste geheime overleg tussen Degner en Suzuki plaatsvindt. Het circuit is eind jaren vijftig, begin zestig bovendien het strijdterrein voor de dan nog belangrijkste motorraces ter wereld.
Het boek is om meer redenen een goed motorboek: je leest er andere dingen dan de gebruikelijke opsommingen van rondetijden en klasseringen. De schrijver wijdt ook een hoofdstuk aan de schaduwkanten: het schokkend aantal doden (234 in ruim honderd jaar TT en Manx Grand Prix, van wie 36 coureurs op Norton) of de talloze blessures.
Zo eindigde de carrière van Ernst Degner in zware depressiviteit en een verslaving aan morfine. Het gezicht van de toch al ijdele Duitser raakte zwaargehavend nadat hij bij een crash ernstige brandwonden had opgelopen. Oxley vraagt zich ook af waarom coureurs doorgaan met racen, waarom ze onaanvaardbaar hoge risico’s lopen en waarom wij daar naar kijken.
Twee keer heb ik de races ter plekke kunnen bekijken en die vraag heeft mij ook nooit losgelaten. En toen ik aan dit stukje begon, hoopte ik een antwoord op die vraag te vinden.
Het openingsweekend was het ook weer raak. Er staan nog vijf races op het programma en de dodenlijst telt al weer twee coureurs: zijspanbestuurder Dwight Beare en Supersport-rijder Paul Shoesmith. Het totaal aantal TT-doden bedraagt inmiddels 250.
Tegelijkertijd zie ik dat Michael Dunlop inmiddels de overwinningen aaneenrijgt: zo won hij de Superbike-klasse. Michael, neef van 26-voudig TT-winnaar Joey. En zoon van Robert Dunlop die op Man zes keer als eerste eindigde. Beiden lieten het leven op een circuit: Robert in Noord-Ierland (2008), Joey in Estland (2000). Op dit laatste circuit vochten de IJzerengordijn-Russen hun kampioenschappen ooit uit.
Ook na dit stukje snap ik maar niet waarom dit dodencircus blijft fascineren.