Fouten in de oorlog

Advertentie in Motor van 15 januari 1937.

KNMV-blad Grip wijdt in het zomernummer een verhaal aan motorrijden en de KNMV in de oorlogsjaren. Dit naar aanleiding van 75 jaar bevrijding.

Zo wordt een pagina in cluborgaan Motor van juni 1940 opgeslagen met reeksen vermeldingen van motorfietsen die sinds het uitbreken van de oorlog worden vermist. De KNMV had hierbij de rol als tussenpersoon op zich genomen om verloren FN’s, DKW’s en BSA’s bij de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen.
Zo zou Het Motorpaleis van directeur Piet van Wijngaarden, fameus Nortoncoureur in de jaren twintig en dertig en winnaar van de eerste twee – nog nationale – edities van TT Assen, er 19 als vermist hebben opgegeven.

Wat dat betekent is niet te zeggen. Gevorderd door het Nederlands leger in de meidagen 1940, door de Duitse bezetter, gestolen, in de achtertuin begraven, bij bombardementen verloren gegaan? Zo verwoestte het Duitse bombardement op 14 mei 1940 mét een groot deel van de Rotterdamse binnenstad ook Het Motorpaleis aan de Vijverhofstraat. Ruim een half jaar later kon Van Wijngaarden een nieuw pand aan de Schepenstraat openen.

Mijn gedachten gaan naar een andere Rotterdamse motorfietshandelaar: R.S. Stokvis en Zonen. Deze importeur van BMW en DKW kreeg vanaf eind 1938 niet langer geleverd omdat de commissarissen van de N.V. ‘niet-arisch’ waren. Dat meldde het Zaans Volksblad op 17 oktober 1938.

Advertentie in Motor van 25 juni 1937.

Een jaar eerder was de importeur door het naziregime vanuit Duitsland te verstaan gegeven dat hij alleen nog met ‘arisch kapitaal’ mocht werken. Bovendien moesten de twee Joodse commissarissen worden vervangen. Stokvis die weigerde op de eisen in te gaan, ondernam nog verschillende – vruchteloze – pogingen om de Duitse overheid die de ban kennelijk had uitgevaardigd, op andere gedachten te brengen.

Hart Nibbrig & Greeve die al DKW-auto’s importeerde zou de BMW-automobielen erbij gaan doen.

De eveneens Haagse Englebert’s Automobielhandel zou de BMW-motorfietsen voor zijn rekening nemen, luidde het in hetzelfde bericht in het Zaans Volksblad. Tien dagen later spreekt het bedrijf dit in een ingezonden brief tegen. Van BMW-import is geen sprake omdat dit merk niet past bij de overige door Englebert’s vertegenwoordigde merken, stelt de importeur. Zo adverteert Englebert in juni 1938 nog met een superdeluxe Amerikaanse Nash in het Centraal blad voor Israëlieten in Nederland.

Op een kleine advertentie in Het Vaderland van december 1943 na vernemen we niets meer van Englebert in tijdens de oorlog verschijnende kranten. Het bedrijf was inmiddels de importrechten ontnomen, de voorraden waren in beslag genomen en het moest zich op last van de bezetter wijden aan onderhoudswerk voor de Wehrmacht. Verder maakte Englebert onder meer politiemotoren geschikt voor persgas.

Piet van Wijngaarden zou met Het Motorpaleis een soortgelijk lot treffen. Ook hij moest aan de slag voor de Wehrmacht. Het alternatief zou gedwongen tewerkstelling in Duitsland zijn. Van Wijngaarden ging voor de Wehrmacht werken.

Dat bracht hem na de oorlog in de problemen: hij werd wegens collaboratie in september 1945 drie maanden vastgezet in een interneringskamp in Bergen op Zoom. Hij kwam daar niet meer bovenop. Omdat, zo had hij gezegd, collega’s die eveneens voor de Duitsers hadden gewerkt ongestraft waren gebleven. Zijn gezondheid verslechterde en na een periode van ziekte overleed de ooit gevierde Nortoncoureur op 2 november 1950. Hij werd 51 jaar oud.

Afgaande op uitingen van verschillende motorzaken door middel van advertenties voor en tijdens de oorlog springt Het Motorpaleis er op een bijzondere manier uit. Hoewel Van Wijngaarden voor de oorlog in verschillende Joodse (dag)bladen (in maart 1940 nog in ‘de Joodsche middenstander’) maar evenzo goed in NSB-blad Volk en Vaderland (in 1935 en 1938 enkele malen met lederen motorkleding temidden van aanbiedingen van uniformen en zwarte hemden) adverteerde, bleef hij ook tijdens de bezetting advertenties plaatsen in het orgaan van de Nederlandse nationaalsocialisten.

En ook in de Deutsche Zeitung in den Niederlanden, een Duitse krant die zich vooral richtte op in Nederland verblijvende Duise nazi’s en soldaten en Nederlandse sympathisanten. Op 14 september 1941 zien we Het Motorpaleis niet meer met motorfietsen adverteren maar met een geïllustreerde advertentie waarmee leren Duitse officiersjassen aan de man gebracht moeten worden.

In hetzelfde advertentieblok prijst de ook in Rotterdam gevestigde motorzaak H.J. Schellaars (importeur van onder andere Zündapp en B.S.A. (sic)) zich aan. Dit bedrijf maakt het echter nog bonter bij zijn pr-activiteiten. Schellaars die in 1931 nog adverteert in het sociaaldemocratische blad Voorwaarts, prijst zijn waren vier jaar later aan in Volk en Vaderland om tijdens de oorlog in het obscure blaadje de Misthoorn te adverteren. Dit tussen 1937 en 1942 uitgegeven agressieve antisemitische blad voerde als ondertitel ‘orgaan tot wering van joodsche invloeden’. Op aandringen van Mussert werd het blad dat niet alleen zeer anti-Joods maar ook zeer kritisch op de NSB was, in 1942 door de Duitse bezetter verboden.

Bij het onderzoeken van advertenties van motorzaken voor en tijdens de bezetting is uitgegaan van een lijst van 20 bedrijven die in 1937, in het nummer van 25 juni om precies te zijn, van het officiële KNMV-orgaan Motor adverteerden. Vervolgens zijn de reclame-uitingen van deze bedrijven via het krantenarchief Delpher van de Koninklijke Bibliotheek nageplozen. Uiteindelijk blijken twee ervan, Het Motorpaleis en Schellaars, gedurende de bezettingsjaren te hebben geadverteerd in Duitse en/of nazigezinde bladen.

Doel van dit onderzoek is om een deel van de minder bekende motorhistorie te ontsluiten en een aanvulling te bieden op de publicatie in Grip over motorrijden in de oorlogsjaren.

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie