Nu de groetplicht in militaire dienst al decennia achter ons ligt, vindt Spechtenborst het zo zoetjes aan tijd om ook op de motorfiets tegen deze sociale verplichting goodbye te zeggen. Ajuus met de groetplicht.
Zoals bij Defensie de strakke hand aan de baret plaats ging maken voor een steeds vluchtiger en slapper wordend handje, zo krijg ik op de motor ook steeds meer weekheid en betekenisloosheid toegeworpen. Een gebaar van een gehandschoend vingerkootje dat niet eens loskomt van het handvat. Hallo zeg!
Er wordt met de pet naar gegooid en zo langzamerhand is er een generatie opgestaan die niet meer weet wat groeten is. Er wordt maar wat gedaan!
De groet is in mijn herinnering een feestelijke gebeurtenis. Al van honderden meters zag je een auto met één koplamp op je toekomen: ha, een andere motorfiets. Goed, het verkeer was minder druk en je had alle tijd je voor te bereiden op de passant. Je begroette elkaar met een een hartelijk hand. Dat was een opgestoken hand waarbij de hand drie keer kort, zijdelings om het polsgewricht draaide: een kort wuifgebaar. Soms – als de verkeerssituatie het toeliet ! – keek ik nog even over mijn schouder om het voorbijsnellende lid van de (internationale) motorgemeenschap in de verte te zien oplossen.
* * * * *
Wat ik de vorige zomer – twee motorvakanties (Duitsland en Slovenië) met vooral in de Alpen onbeschoft veel motorrijders – ontdekte was de priemende vinger. Een gebaar dat uit de mouw komt van op stoom zijnde en snel doorschakelende motorlui die niet meer dan een zwarte vlek met twee (of drie) wielen hadden kunnen waarnemen. De koppelingshand waaraan een uitgestrekte, priemende wijsvinger vastzit maakt bij deze ‘begroeting’ een zij- maar vooral neerwaartse beweging waarvan de doorgetrokken lijn tussen je spatbord en je koplamp eindigt. Toen ik het patroon in de gaten meende te hebben, dacht ik: ‘hé sympathiek, elkaar helpen’. Ik stapte af om mijn verlichting te controleren. Was er iets mis met mijn dimlicht? Nou nee.
Met de priemende vinger gaat de groet van de opgestoken hand over in misprijzen en degradatie van de ander. Bij de militaire groetplicht moest de ondergeschikte zijn meerdere met de hand aan de baret in het voorbijgaan begroeten, een gebaar waarop de superieur niets anders had te doen dan dit met een tegengroet te beantwoorden. De mindere toonde respect aan de meerdere. Een neerwaarts gerichte arm drukt precies het tegenovergestelde uit en kleineert de collega-motorrijder in het voorbijgaan.
Er is een parallel met de – ik weet het – in motorkringen veel gehate voetballerij. In de tijd dat wij motorrijders naar elkaar zwaaiden, staken scorende midvoors en rechtsbinnens beide handen in de lucht en lieten zich omringen door medespelers die met een hoi, hoi, hoi hun blijdschap verwoordden. Daar is ook heel stevig de klad in gekomen. In allerlei varianten mogen we dit meemaken: van shirtjes uittrekken, dansen met de cornervlag, naar de hemel prevelen, vingers die tot stilte manend op getuite lippen worden gelegd tot aan spitsen die na het doelpunten wegrennen van hun medespelers om een eigen feestje met supporters te vieren. Ja daarna mogen medespelers de scorende held nog omhelzen of beduiken.
* * * * *
Het voetje als nieuwe motorgroet kon ik nog wel hebben. Voor zover ik me herinner dook die een jaar twintig geleden op in Frankrijk. Leuk, een typisch lokaal gebruik, dacht ik. Het duurde overigens wel een poosje, enkele vakanties naar de Ardèche gingen er overheen, voor ik in de gaten had dat er gevoetgroet was. Maar nadat ik zag dat ook Zwitsers, Oostenrijkers en Duitsers zich hiervan gingen bedienen, was de lol er voor mij van af.
Ook de Engelse motorrijders hadden zo hun groet. De headnod. Een zijdelingse hoofdbeweging. Je moest erop getraind zijn om ‘m te ontdekken. Maar deze ingehouden, strakke-bovenlipbenadering had zijn charme: een onderlinge herkenning van gentlemen op de motorbike.
Op die Alpenpassen – ik was er met een moderne zijspancombi, niet met de ES2 – ontdekte ik nog iets nieuws. Zijspanrijders groeten enkel nog zijspanrijders, Ninjarijders groeten andere Ninja’s en een Harley Road King-piloot ontkent het bestaan van een tegemoetkomende Montesatrialist. Ik had de linkerhand bijna alleen nog nodig voor de koppeling.
Ja, onbeschoft veel motorrijders over de Alpen maar ook tijdens zomerse zondagen op weggetjes langs Rijn, IJssel of Maas. De motorfietswereld is met een groei van 100.000 (1980) naar 652.000 (2015) geregistreerde kentekens in Nederland geëxplodeerd.
* * * * *
Voor de grap ben ik wel eens met zwarte oliehanden langs zo’n weggetje gaan staan om de participatie-motorsamenleving te onderzoeken. Ik had het achterwiel er voor in het gras gelegd en ik keek zo hulpeloos mogelijk. Die zondagmiddag kwamen er in een uur tijd op dat dijkweggetje 183 motorfietsen voorbij: niemand stak een hand uit. Ja alleen voor zo’n denigrerende ‘priemgroet’.
We zullen hier iets mee moeten. Ik kan me voorstellen dat de KNMV commissarissen benoemt die niets anders doen dan in het weekeinde over snelwegen, klaverbladen, dijken rijden om scherp toezicht uit te oefenen op al die flauwekulbegroetingen. Een sympathiekere actie dan dat je lidmaatschapsgeld omhoog moet gooien ter compensatie van gestegen pechhulpkosten. En dat komt weer omdat we te beroerd zijn om elkaar onderweg bij motorpanne nog van dienst te zijn.
Ik ben het groeten beu. Daarom alleen al verlang ik er enorm naar om weer met de ES2 op vakantie te kunnen. De groeten.
Engelbert Spechtenborst jr.
Column verscheen eerder in Unapproachable van Norton Club Nederland