Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd. Hadden ze dat nou maar wel gedaan.
Elke stad is met stukjes en beetjes aanelkaar gebouwd. Het kan nog een tijdje goed gaan als het nieuwe het oude omarmt en de stad naar alle kanten min of meer gelijkmatig uitgroeit.
In die ideale situatie zou je van buitenaf via 2020 en de twintigste eeuw vervolgens door 1860, 1760, 1580 – om maar een paar zijstraten te noemen – het middeleeuwse stadscentrum binnenrijden.
Maar nee hoor. Ergens kwam er de klad in. Historische arbeiderswoninkjes maken plaats voor een shopping mall en een stukje 2010 ligt midden tussen een deel 1860. Op een andere plek besluit een cafébaas zijn Jugendstil-pui te verstoppen achter een uitbouw van ongecertificeerd hardhout zodat we ook bij min tien nog lekker op het terras kunnen zitten.
Er ontstaan historisch gezien onlogische constructies, raar opelkaar aansluitende straten en de verschillende aanpalende bouwstijlen maken elkaar lelijk. Je rijdt van een hobbelige, bolle klinkerweg ineens een strak stuk asfalt op. Je wordt heen en weer gegooid op een hoge verkeersdrempel in een buitenwijk, je duikt door je vering in een slechtbestrate kinderkopallee.
Je zou dus willen dat ze de steden zo hups in één keer uit de grond stampen zonder oneffenheden van de tijdlijn.
Mijn Norton ES2 lijdt ook onder die architectonische hutspot. En dan heb ik het niet over het onoriginele zadel uit 1952 en de onoriginele demper die in 2007 is gefabriceerd met de gedachte dat deze er in 1947 ongeveer zo uitgezien moet hebben. Het gaat me om de aanpak van de constructeurs die zich over deze licht mishandelde machine hebben gebogen.
De in 1927 geïntroduceerde en tot in 1964 gebouwde ES2 is geleidelijk aan slachtoffer geworden van zijn eigen geschiedenis. En zo verdwijnt dat fraaie, compacte beeld van een rijder die laag op een zweefzadel tussen de spatborden zit; de berijder torent vanaf 1953 op zijn strijkplank-buddyseat hoog boven de machine uit. De lijst met mutaties die je onder meer in ‘Norton Singles’ van Roy Bacon kunt vinden, is indrukwekkend lang.
Ook waren er kennelijk magneetproblemen die er in 1931 toe leidden dat de magneet niet langer aan de voorkant van de cilinder gewenst was en erachter werd geplaatst. Als gevolg van die operatie zie je ons nu rondrijden met een carburateur en een plasgootje eronder om weglekkende benzine niet over de magdyno te sproeien.
In 1937 moesten er 14 millimeter bougies in en de oliedrukverklikker verdween in 1938 van het blok. In 1939 werd het toegebrachte leed afkomstig van het tuinhekframe verzacht door een plunjervering.
Er werd ongemerkt gebouwd aan een ontwerpgeschiedenis waarvoor ze in de biologie het begrip ‘inteelt’ hebben gereserveerd.
Had een groot en moedig constructeur niet meteen alle voorafgaande tekeningen in de versnipperaar moeten gooien en van 0 af opnieuw iets moeten schetsen waarvan alleen de naam, Norton, vastlag?
Is een ingenieur in staat zich los te maken van de technische voorgeschiedenis en zich helemaal opnieuw te bezinnen op het idee van een stuurinrichting, op het idee van de aandrijving van een wiel. Ja zou hij zelfs het wiel niet ter discussie moeten durven stellen, het wiel dat de dubbelfunctie van drager en verplaatser heeft? Misschien heb je dan niet eens meer een spatbord nodig. Zo’n rotding dat onder invloed van motortrillingen langzaam openscheurt. Ik bedoel: een panter heeft ook geen spatbord maar beweegt zich wel voort.
Ik ken geen motorfiets waarop ik gereden heb en waar ik niet op gevloekt heb. Rijden en vloeken gingen samen, rijden werd vloeken.
Voor een flink vertimmerde Jawa gold dat evenzeer als voor een DKW RT175 en een BMW R1100RT. En voor een ES2 geldt dat nog veel sterker: rijden en vloeken.
Hier is toch iets raars aan de hand. Heb ik wel eens een zakdoek veracht, een stuk tafelzilver gekleineerd, een grasmaaier de mantel uitgeveegd? Houd ik soms niet genoeg van zakdoeken, mes en vork en grasmaaiers?
De ES2 torent overal bovenuit. De pieken en dalen lopen nergens zo sterk uiteen: de verwensingen zijn het hartgrondigst en de hartstocht is het heetst.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland