Manx Story

We kennen het wel. Motor neergezet, en terwijl het eerste smakelijke druppeltje olie op de stoep parelt, staat er ineens een oud baasje bij je. (Waar komen die toch altijd in enen vandaan?) Handen op de rug, instemmend knikken. En…. praten.

Vroeger ook veel gedaan. Motorrijden. Och man, we hébben wat afgereden. En altijd samen met de vrouw, hè.“

Dan volgen er twee, drie namen van motormerken. Ariel, Indian en Sparta hoor ik vaak noemen. En als dan verder niet de woorden broer, zoon, Kawasaki vallen, blijft het daar verder bij. Jammer.

Van heroïsche verhalen over klapbanden, kapotte wegen en slechte vering hoor je niets. Ook zelden een leuk pechgevalletje. Van met een oliejas in de regen terwijl de bovenste twee knopen eraf waren.

En die Ariels, Indians en Sparta’s blijken dan net als die Kawasaki van een neef te zijn geweest.

Hoe dan ook een Norton, achterovergetrokken op de middenbok, blijkt vooral zoete dromen los te maken.

Soms is het ook andersom. Ik herinner me een voorval van wat jaartjes geleden. Ik raakte aan de praat met een klusjesman op mijn werk. De man vocht met een lastig sluitende buitendeur. Zag vanuit een ooghoek mijn Norton die ik op de bedrijfsparking tegemoet liep.

Goh, van jou? Mooi ding. Ja, ik heb zelf vroeger ook zoiets gehad. Of was dat nou een BSA? Moet ik eens effe goed nadenken. Nee, ik weet het niet meer. Nee, ja het was toch een Notton. Ja, een Notton. Ik zie ineens de letters weer voor me.”

NoRton”, verbeterde ik een beetje geërgerd. Hij hoorde het niet.

Was een hele snelle geweest. Echt oud. Ja, wat zal het voor type geweest zijn? Nou al sla je me dood. Dat blok heb ik nog ergens liggen.

Jáaa, dat hadden we gebruikt voor kartracing. Nou weet ik het weer. Samen met mijn zwager. Je had toen ook van die raceautootjes waar ze die blokken in stopten. Later hebben we hem er weer uitgehaald. Moet nog op zolder liggen. Bij mijn schoonmoeder.”

Ik probeerde te midden van de woordenstroom terrein te winnen, een poot aan de grond te krijgen. Langs mijn neus weg: “Ik (vast een Manx-blok, mijn hart klopte in de keel), ik wil die rotzooi best een keer komen ophalen hoor”.

Fout. Het was teveel langs de neus weg: de man leek het niet te horen. Hij was al weer twee alinea’s verder, middenin zijn plannen met een tweedehands Borgward. En over dat hij die misschien wel een keer ging opknappen. ‘Ja leuk hoor dat oude spul. Als ik echt een keer tijd heb, ga ik dat doen. Of anders met mijn pensioen.”

Ik schatte hem begin veertig.

‘Maar eh, zal ik binnenkort dan een keer langskomen om die losse onderdelen op te halen?”vroeg ik hem.

Van die Notton? O ja dat is goed, zei hij. Maar je moet nog even wachten. Want we komen al een paar jaar niet meer bij mijn schoonmoeder. Ik zal wel eens kijken of er iets te regelen is, als we er weer komen.”

Het blok liet me niet meer los, en ik hield mezelf voor dat geduldig afwachten de beste manier was om ‘die rotzooi’ in handen te krijgen.

Maar er ging een jaar voorbij zonder dat er iets gebeurde. En de klusjesman die zijn werk over verschillende vestigingen deed, zag ik zelden.

Wat te doen? Ik kreeg een gekke inval: Mona. Mona van Story. Ik zou het roddelblad-problemenvrouwtje Lieve Mona schrijven. Ja dat ging ik doen.

Ik moest bij haar zijn en niet bij een of ander motormagazine omdat ik wel inzag dat hier eerder verliefdheid dan motortechniek in het geding was.

Ze nam de brief in behandeling! In het blad. En ook schreef ze me terug.

‘Beste Engelbert, Op de allereerste plaats zou ik willen zegen: Schaam je niet! Durf voor je gevoelens uit te komen, neem contact op met je collega en vertel hem eerlijk wat dit allemaal voor je betekent en maak hem je – oprechte – bedoelingen kenbaar. Kies daar dan wel een moment voor uit dat ook hij daar even rustig met je over kan praten. Nou Engelbert, veel succes, en laat nog eens horen of het allemaal is gelukt. Groetjes, Mona.’ Ik heb de brief een poosje laten liggen. Nam hem alleen een paar keer uit de envelop, las hem en stopte hem weer terug.

Na een week of vier de stoute schoenen aan. Ik op vrijdagmiddag naar de werkplaats. De klusjesman had net een eerste vrijdagmiddagbiertje uit het vrijdagmiddagkrat gehaald. Natuurlijk had hij wel even tijd.

Dat blok? O van die Notton. Ja, ja.

Mmm, ik ben twee weken geleden van mijn vrouw gescheiden. Dikke stront. Het ging niet meer. Hier neem een biertje.”

(Wie e.e.a. nog eens wil nalezen moet weekblad Story van 1988 week 23 erbij pakken).

Engelbert Spechtenborst jr.

Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie