Motor-dna

Kan een motorfiets dna hebben?

Het zou hartstikke handig zijn. Je zou dan uit een echt leuke motor een andere echt leuke motor kunnen maken. Je zou bij het breken van de kickstarter van je Norton exact dezelfde kunnen opvragen bij de Norton Spares DNA Bank.

Ik denk dat elke motorfiets van laten we zeggen vijftig jaar en ouder voldoende persoonlijkheid heeft om te verschillen van elke andere motorfiets van dat type uit hetzelfde bouwjaar. Want binnen elke productieserie is het aantal variabelen zo oneindig groot dat het onmogelijk is voor een serie van 2500 stuks consequent hetzelfde koperen leidingdraad, hetzelfde gietijzer uit dezelfde hoogovenpot voor de cilinderkop te gebruiken.

Gaatjes in het spatbord zijn nooit exact op dezelfde plek geboord. Of neem alleen al de steunen van zo’n spatbord. De een is ronder rond gemaakt dan de ander. Weer andere steunen zijn opgerold en dichtgeknepen: dat is echt vragen om individuele verschillen.

*  *  *  *  *

Het is met de ongelijkvormigheid zelfs zo erg gesteld dat niemand meer weet hoe een Norton Model 18 uit 1946 er precies uitgezien moet hebben.

Kortom motorfietsen kennen door al die minuscule afwijkingen voldoende onderlinge verschillen om voor elke exemplaar een uniek eigen dna-paspoort af te geven.

Dat is leuk want dan zou je kunnen weten dat de Dunlop-banden op jouw BSA Goldstar van december 1947 gefabriceerd zijn met rubber, afkomstig van de Tenom-plantage op Noord-Borneo, dat op 23 februari 1947 van het toenmalige Jesselton naar Liverpool is verscheept. Je zou een reis kunnen ondernemen naar het Penninisch gebergte in Engeland en de mijnwerkers kunnen opzoeken die het ijzererts voor jouw cilinderkop hebben gedolven. Om ze alsnog te bedanken voor hun bijdrage aan die mooie kop.

Ik zat me dat over die motor-dna af te vragen toen ik op zoek was naar de geschiedenis van een heel speciale Norton: de Norton van mijn oom.

Op welke leeftijd je precies het besef krijgt dat een motor niet alleen maar een motor is, maar een Norton, weet ik niet. Acht jaar? Of was het al met zeven? Het ging om een type waarvan ik later kon begrijpen dat het een 650SS was geweest. Ik herinner me verder dat de motoroom de ketting uitkookte met een bus vet die hij had gekocht bij de Beverwijkse motorzaak Cor Olie. Hij maakte de motor vaak schoon op zaterdag. Zoals de buurt dat ook deed met de auto. Of hij er verder aan sleutelde weet ik niet meer.

*  *  *  *  *

O ja, het was er een geweest uit een gelimiteerde editie: de framebuizen waren niet zwart maar net als de tank zilvergrijs gespoten. Tenslotte weet ik dat hij ermee uit een bocht was gevlogen en daarbij beenbreuken en verbrijzelingen had opgelopen. Waar de motor is gebleven weet ik niet, mijn oom evenmin.

Via de archieven van het politiebureau in Beverwijk, de vader van de bedrijfsleider van een Kennemer ijzerwinkel en een kroegtijger uit Emmerich lukte het me heel dichtbij te komen. De overblijfselen van de 650SS moesten via verhandeling zijn terechtgekomen bij een zekere Willy Blaskovitch. De stamgast van een kroegje in de Duitse bijna-grensstad Emmerich had me in zijn aftandse Vauxhall naar hem toe gebracht.

‘Blasko’ verzamelde en had een immense collectie Engelse motorfietsen. Wat heet. Vier romneyloodsen vol. De verzameling was merkwaardig opgebouwd. Niet Ariel bij Ariel, ES2 bij ES2, enz. Nee, de Engelsen had hij tot op het kleinste schroefje gedemonteerd waarna de delen en deeltjes zeer gründlich stuk voor stuk bij elkaar waren gegooid. Zo zat een oude asla van een kolenkachel stampvol met enkel koolborsteltjes in alle vormen en maten.

Twee melkbussen met een kop erop: lange, korte, dunne en dikke pistonpennen. Ik mocht het allemaal zien. Ook de luguber aandoende verzameling die een kwart loods in beslag nam: een tweeënhalve meter hoge mix van gietijzer en aluminium die een knekelveld van cilinderkoppen vormd

*  *  *  *  *

‘Blasko’ was geen prater. Hij grijnsde, grijnsde en grijnsde. Daartussendoor draaide hij shag en rookte.

Dat hij zorgvuldig alle binnengekomen motorfietsen – wrakken én puntgave – zeer nauwgezet had gedemonteerd was duidelijk. Maar een even nauwgezette registratie van alles wat was binnengekomen had ontbroken. Dit had me wel goed kunnen helpen om in elk geval het frame van de 650SS terug te vinden. De frame-afdeling van ‘Blasko’ was een hooggebergte van opelkaar geslingerde buizen. Wat deed ik hier?

De zwijggrijnzer knipte een zaklamp aan in deze slecht verlichte loods. Hij liet het licht plagerig over de frameberg schijnen. Alles verroest. Ik had nog gedacht tussen alle zwart frames alleen maar naar het ‘gelimiteerde’ zilvergrijs uit te hoeven zien.

Het was een nachtmerrie. Ik hield er alleen een weggeworpen peuk van ‘Blasko’ aan over. Meegepikt. Om te laten onderzoeken op dna-sporen: ik wilde meer weten over de achtergrond van de man die in staat was tot een dergelijke genocide op Engelse motorfietsen.

Engelbert Spechtenborst jr.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie