Oliedrukkunst

Ik ben een onhandige kluns. En ik heb dat op deze plek al meer dan eens geëtaleerd. Op verschillende manieren kun je daar narigheid van ondervinden.

Bij voorbeeld als ik alleen al denk aan al die keren dat ik moest meehelpen om mijn motor een busje in te duwen.

Toch moet ik bekennen dat ik anderen ook een hoop rottigheid heb bezorgd. Ik heb mensen gegijzeld, vastgeklonken aan mijn motorische problemen. Aardige hulpbiedende derden die aanvankelijk meenden dat ze er met het aanreiken van een waterpomptang al waren, lagen een half uur later in hun goeie goed te sleutelen aan een tijdelijke oplossing voor een lam gedraaid klepstelboutje.

Zo’n situatie ontstaat als volgt. Als ik in dank zo’n waterpomptang aanpak, vraag ik bijvoorbeeld of ze met de steeksleutel de moer even op hun plaats willen houden. Tijdens het aandraaien van de bout zeg ik ‘Gek hè dat die schroef meedraait. Je vraagt je af hoe zoiets kan’.

Op dat moment gebeurt er psychologisch iets opmerkelijks met mensen. Acht van de tien kunnen er geen weerstand aan bieden om dan op de – klaargezette – stoel van de deskundige te gaan zitten. Formuleren een technisch bevredigende verklaring en willen dat – doemensen als de meeste technische talenten ook zijn – graag meteen in de praktijk aantonen. Dus dan moet toch even de kop eraf (‘Is zo gebeurd hoor’).

Is die kop eraf, dan wijs ik achteloos op een pakking ‘die je tegenwoordig nergens meer kunt krijgen’. Daarmee raak ik in wezen het solidariteitsgevoel van consumenten onder elkaar die zich collectief verzetten tegen de handel die te beroerd is om voor ons sleutelaars een paar passende pakkinkjes op voorraad te houden.

‘Die maak je toch gewoon zelf’, zeggen ze me dan. Kan dat met een stanleymes? Binnen een uur zit ik in de schuur bij die aardige technicus die met een holpijpje een mooie pakking voor me maakt.

*  *  *  *  *

Het mooiste dat je dan kan overkomen is dat de aardige motorvriend een onderdeel – uiteraard ongewild – stukmaakt. Op dat moment is er sprake van een 100-procents-gijzeling. Je hulp is dan namelijk eigenaar van het probleem geworden, hoofdeigenaar. Voelt zich vervelend over het gebeurde en zal zijn eigen miskleun willen compenseren door niet alleen de stukgetrokken pakking te vervangen. Nee, hij is ook gemotiveerd andere cilinderkop-problemen onder handen te nemen. En in de eindfase van het hele proces zul je zien dat je nieuwe motorvriend van jouw motor is gaan houden en bij gelegenheid ook vraagt of alles nog in orde is met de versnellingsbak, het achterlicht of noem maar op.

Kijk, je kunt met het jaren vijftig standaardwerk Tuning for Speed van P.E. Irving je motor helemaal pico bello strak laten lopen – ik kan dat dus niet, het overgrote merendeel van de lezers van dit verhaal wel. Maar je kunt je motor ook redelijk pico bello krijgen via de hierboven beschreven stepping-stone benadering. Waarbij je de te hulp gekomen deskundige van het ene naar het andere probleem moet zien te leiden.

In de Engelstalige literatuur bestaan overigens ook routebeschrijvingen – opgesteld door terzakekundige techneuten, en strikt genomen verraders van hun eigen soort, maar goed – die je van een lekke band naar een pistonpenveertje brengen. Uiteraard mét die tijdelijke assistent. Waarbij ook alles wat daartussen ligt even lekker wordt aangepakt. ‘From Taillight to Tappet’ is een voorbeeld van zo’n – typisch praktisch Engels – boekje waarbij de dilettant de deskundige ongemerkt en zonder dat het er allemaal te dik bovenop ligt langs de motorische ellende voert.

* * * * *

En toch leidt onhandigheid niet alleen tot manipulatie van derden, maar kan de techniek, de vooruitgang, ook een aardige dienst bewijzen. Zo word ik al zenuwachtig als ik er op een onderdelenbeurs een schuifmaat bij moet pakken om te kijken of de buis van een te koop aangeboden stuur de gewenste doorsnee heeft.

Een toeval verloste me van deze genante exercities.

Al lange tijd bewaarde ik een vet moertje in mijn portemonnee. Ik wist niet eens meer waar het voor diende. Op zekere dag kreeg het gezelschap van een hagelwit visitekaartje. Toen ik dit een paar dagen later tevoorschijn haalde zag ik een mooie print van de moer, afgedrukt naast mailadres en 06-nummer van de man van het kaartje. Door toepassing van deze oliedrukkunst hoort dat onhandige geschuif tot het verleden en maak ik met aanhangende olie en vet van het rijkelijk lekkende carter afdrukken van draadgangen van schroeven, pakkingen, kettingschakels en stuurdiktes.

Inmiddels heb ik mijn Norton ES2 1:1 volledig afgedrukt in een notitieboekje ondergebracht, en grijp ik nooit meer mis. Met dank aan mijn schuifmaatgestuntel.

Engelbert Spechtenborst jr.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog. Bookmark de permalink.

Geef een reactie