33/45/78,
90/60/90,
21-18/21-19/22-20.
Draaisnelheden van grammofoonplaten,
Tamelijk ideale damesmaten van borst-, middel- en heupomvang uit de tijd dat je voor De Lach nog bij de kapper kwam.
De setuitslagen van een spannende tafeltenniswedstrijd, eh ook uit de tijd dat je voor De Lach nog bij de kapper kwam.
Dit zijn cijferreeksen die te begrijpen zijn. Maar hoe zit het met:
79×100
3.25×19
6.45:1
21/5000
2.75
1/1.21/1.77/2.97
1/2×5/16
5/8×1/4
8
180.6.9 (1946)?
Of valt het kwartje eerder bij de categorie
73×89
3.00×19
8.9:1
58/6800
3¼
1/4.84/5.9/8.25/12.4
3/8
5/8×3/8
7
456.19.4 (1968)?
Hoewel ik – Norton ES2’er als ik ben – tot de eerste categorie hoor, moet ik al bij het tweede getal van dat lijstje (de bandenmaat voor of was het achter?) het instructieboekje erop nabladeren.
O op school heb ik heus wel met getallen leren omgaan. Maar dat waren getallen die je op een rekening mocht wegboeken. Getallen die als sneeuw voor de zon verdwenen. Naar een bank in Luxemburg of een rekening op een Kaaimaneiland.
De lengte van een kolom kun je wel met de liniaal opmeten, maar dat zegt niks over de hoeveelheid geld die onder de streep staat.
Er is een verschil tussen denkgetallen en meetgetallen: het verschil tussn een natte vinger en een meedogenloze, geopende bek van een schuifmaat. Het onderscheid tussen wat je denkt dat je hebt geteld en wat het meetapparaat heeft vastgesteld.
Sommige mensen schoppen deze heldere indeling graag in de war. Die zeggen dat meetgetallen ook denkgetallen zijn. Die menen dat getallen, afgelezen van multimeters en reageerbuizen ook op zinsbegoocheling berusten. Omdat we dénken dat het streepje dat we op het maatglas zien exact de inhoud van een liter aangeeft, of – nog algemener – omdat we eigenlijk alleen maar denken wat we zien. Het is allemáál luchtfietserij, maken ze me wijs.
Het werkt wel mee aan mijn emancipatie als denkgetalsmens: de cijfers van de boekhouder doen niet onder voor de cijfers van de cad-tekenaar. Maar praktisch bekeken lijkt het me veel makkelijker te zijn opgegroeid als meetgetalsmens. Dan hoef je niet in een instructieboekje te duiken om op te zoeken wat de maat van je primaire ketting ook al weer is. Een actie die je vooral achterwege moet laten onder het oog van een motor(onderdelen)handelaar. Die bespeurt de onkunde op zes meter afstand en gooit meteen een paar euro bij de prijs op. Snapt-ie toch niet, denken ze. Een inschattingsfout van de meetgetallenman. Hij betreedt het rijk van de denkgetallenman die weet dat je er wel zo een paar euro kunt bijtoveren, maar ze evengoed kunt wegtoveren.
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Soms lukt het niet, dat wegtoveren. Zoals ik meemaakte op een onderdelenbeurs. Er lag een grote stapel lp’s (10 inch) met geluidsopnamen van verschillende TT’s uit de jaren vijftig. Dus met veel Norton-garantie. Niemand keek ernaar om. Dertig euro het stuk. Maar er was nog geen vijf euro van weg te toveren. En ik was beter gewend: twee langspeelplaten op 12 inch voor dezelfde prijs. En ook met Norton Manxes die onder enthousiast commentaar van Murray Walker ‘on full song’ mijn driezitshoekbank voorbijdonderen: 37 pk bij 6200 toeren in een ruimte van 4 bij 5 meter. Draaisnelheid: 33 toeren.
Horen? Ik speel hem zo door de telefoon voor je af: 0875547524/ 15 cent per minuut.
P.S. Wie toevallig niks heeft met 79×100 of 73×89 of ook alleen maar leerde cijfers weg te boeken, de bovenstaande getallenrijtjes verwijzen naar:
boringxslag,
bandenmaat voor,
compressieverhouding,
pk bij max. toerental,
inhoud benzinetank,
overbrengingsverhoudingen versnellingsbak,
maat primaire ketting,
maat achterketting,
diameter voorrem.
verkoopprijs in ponden (jaar) van resp. ES2 1947 en Commando 1968.
Engelbert Spechtenborst jr.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland