Verwaarlozing

Ik begin dit stukje met een citaat. Ik kwam het eens tegen en sloeg het op mijn laptop op. De gedachte was: wie weet komt mij deze kennis nog eens van pas en heb ik er spijt van als ik het niet heb opgeslagen.

Ik sla veel op omdat ik nooit spijt wil hebben. Maar zoals ik zei: ‘ik begin dit stukje met een citaat’, en dan moet ik dat ook doen.

Dus:

Let op !! De eerste zonnige dagen in het voorjaar zijn zeer verleidelijk om je motorfiets weer voor de dag te halen, maar zijn o zo funest. In deze dagen zijn de wegen altijd nog bezaaid met pekelresten. Je kunt op deze dagen gerust je motor al uit de winterstalling halen, om aan je nieuwe motorseizoen te beginnen. Maar vergeet niet je motor bij thuiskomst dezelfde dag nog af te spoelen met KOUD water.”

Dit leest als een ijsdouche. Je mag eigenlijk niet eens genieten van deze motordeskundige. Het vergalt je alle lust.

Evenzoveel tegenzin krijg ik van goedbedoelende adviseurs in boekjes en bladen die je opstoken om elke week je bandenspanning te controleren, minstens eens per maand alle bouten en moeren na te lopen (of was het ook eens per week?) of elke 30.000 kilometer je lagers te vervangen.

Het is dezelfde zuinige, lustondermijnende tuitmond die je ook kon terugvinden in de reisliteratuur van dr. L. van Egeraat. De man die je ouders in de jaren zestig waarschuwde voor alle gevaren die hen in den vreemde maar konden omringen: van zakkenrollers (in zuidelijke landen!) tot frisse briesjes, dan weer uit de bergen dan weer van zee. Van dat laatste (uit een reisgids over Noord-Italië uit 1963) meen ik me nog een citaat te herinneren dat ongeveer zo gaat: “Vergeet in de avonduren vooral niet een lamswollen pullover vanuit uw hotelkamer mede te nemen. Het kan er in de late uurtjes met de wind van zee onbehaaglijk fris zijn.”

Terug naar de motor. Wat is nu het gezonde evenwicht? Wat is het leefbare evenwicht tussen volkomen verwaarlozing, het niet toedienen van olie en slechts in uiterste noodgevallen van benzine en dat ziekelijk uit elkaar halen van je blok om nog maar weer wat oliekeerringetjes te vervangen en wat lagers tegen het licht te houden?

Persoonlijk mag ik het graag kalm aandoen met dat onderhoud. Ik bereken de zaken zo dat ik er net voldoende aan heb gedaan om bij mijn volgende rit de eindstreep te halen. Een riskante strategie die – moet ik ook ruiterlijk toegeven – me door verkeerd calculeren vaak te vroeg aan de kant van de weg zet.

Maar ach, als het dan eens een keer een gebroken koppelingskabel is, dan is dat echt geen ramp hoor. Maar ook met mijn strategie van minimaal onderhoud moet ik teveel tijd en moeite steken in de levensverlenging van mijn Norton ES2.

En die inspanningen voor je Norton hebben iets onrechtvaardigs.

Zoals iedere, zichzelf respecterende Nortonrijder rij ik helemaal geen Norton, maar BMW. En ik ben gedwongen om op die kolere-BMW veel, heel veel meer kilometers te rijden om uit alle hoeken en gaten weer de benodigde onderdelen weg te slepen. Ik rij met de pest in mijn lijf het hele land door met die Duitser. En telkens denk ik hier had ik ook met de ES2 kunnen rijden. Nee, moeten rijden.

Vervolgens neem ik met al die aankopen die ik op mijn ES2 schroef ook nog eens verdere afstand van de ES zoals ik die ooit kocht. En die was destijds op zijn beurt natuurlijk ook al verbust, verpijpt en verdemperd en stond daarmee al heel ver af van de constructie zoals die in de jaren dertig op de tekentafels lag aan de Bracebridge Street in Birmingham.

En dan heb ik het ook nog niet over aangekochte onderdelen die elkaar afstoten, zoals dat bijvoorbeeld kan gebeuren met nieuwe kleppen na een hartoperatie. Zo ken ik het in- en intrieste verhaal van een Dominatorjongen die bij zijn Domi de ketting wilde vervangen door een belt, je weet wel die hype die op tafel komt zodra een paar Nortonrijders de borrelfles erbij pakken. Wat bleek? De Dominator wenste niet bebelt te worden en stootte het nieuwe opgedrongen orgaan gewoon af. En wat de Dominatorman ook probeerde, hij kreeg de belt niet op de Domi gemonteerd.

Toch is er een geruststellende gedachte waardoor ik er de moed in houd. Ik heb ook ergens gelezen – vergeten op te slaan – dat je lichaamscellen om de zeven jaar helemaal vernieuwd zijn. En zo praten we al lang niet meer over dezelfde Spechtenborst als van 17 jaar geleden toen-ie zijn ES2 kocht. En ook niet meer over dezelfde ES2. Mág er dan eens een koolborsteltje, een koppelingsplaatje worden vervangen? Nee, het moet, willen we bij elkaar blijven passen.

Engelbert Spechtenborst jr.
Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog. Bookmark de permalink.

Geef een reactie