Sommige motorrijders leven als in het wild fouragerende edelherten. Voor dag en dauw uit de veren om de weg op te gaan eer het wandel- en fietsvolk in zijn zondagstempo de baan op gaat. Ik heb het over matineuze snelheidsduivels, scheurneuzen, klaverbladracers; lui die een fatsoenlijk mens nooit te zien krijgt.
“Om 11 uur is het mooi geweest. Nee dan moeten wij niet meer op de weg zitten, dan is het te druk met fietsende ouderen.” De man die me dit zegt is mijn cv-monteur. Op het bedrijfsjasje prijkt de naam Liam.
Liam was uit een ongemakkelijke houding – zijn neus oog in oog met de onderste aansluiting van de convectorverwarming – overeindgekomen. Met een vraag. Mag ik vragen welk beroep u heeft?
Nou, ik ben journalist, eh.. gepensioneerd. Maar ik schrijf nog steeds stukjes. Over motorrijden. Rijdt u dan ook motor? Eh ja, oud spul hoor.
“Ik héb motor gereden. Maar ja toen kwamen de kinderen. Het geld van de motor heb ik in een caravan gestoken.” Hij zegt erbij dat hem dat een ‘betere keus’ leek. Ik zie vooral spijt.
“Het zou niet goed geweest zijn om te blijven rijden. Het zou een keer fout gaan. Ik rij liever 50 kilometer te hard dan vijf kilometer onder de toegestane snelheid. Dat was echt kicken.
Op een 1200 GS. Wat een fijne motor! Altijd als eerste weg bij de stoplichten. En je zit er ook nog comfortabel op. Niet zoals mijn vrienden.”
Na een half wegwerpgebaar kruipt hij een beetje inelkaar met naar voren gestrekt armen die als schokbrekers heftig op en neer deinen. Liam trekt een pijnlijk gezicht. “We gingen vaak naar de Eifel. Ja, in Duitsland kun je tenminste het gas een beetje lostrekken. Je moet natuurlijk wel je eigen grenzen kennen.”
Omdat ik hem graag terughaal bij het motorvolk, zeg ik hem met een appel op zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor vrouw en kinderen, dat het ook kan zonder jezelf meteen de poeier in te jagen. Een beetje pokepokkepokke over boerenweggetjes door de provincie. Heerlijk ontstressend, zeg ik. Geen reactie, en ja, het klinkt ook wel een beetje saai voor een jonge motorijder die regelmatig het tapijt uitrolde richting Eifel.
De generatiekloof wordt pijnlijk als hij me bekent nog nooit gehoord te hebben van pokkepokkers als Norton, BSA of Royal Enfield. “Nee, zegt me niks.”
Liam draait een laatste bout aan en pakt zijn gereedschapskoffer in. Met een bescheiden snelheid voegt zijn bestelbus zich in het dorpsverkeer.