TT-held

Elk jaar is er die Man-blues. Waarom zit ik thuis achter mijn typemachien en niet op een muurtje langs het circuit? Die blues dringt zich met name op in de maanden mei/juni en in augustus/september, de periodes waarin de TT en de Grand Prix plaatsvinden.

Dit jaar ben ik met duizenden anderen die het spektakel hebben moeten missen. Bij wie ook met mij langzamerhand het doffe bewustzijn binnendringt dat er niets meer doorgaat, dat er niets meer valt te beleven buiten de deur.

En dan zet ik om mijn bittere gedachten te verdrijven een grammofoonplaat op met The Sound of the TT en laat de Gilera’s, MV’s en Norton ,Manxen door de huiskamer bulderen. Via hal, trap, badkamer, keuken draven en donderen de paardenkrachten door mijn woning. Huis en geest frissen er lekker van op.

De bitterheid blader ik ook al gauw weg met mijn lievelings-motorsportboekje ‘The TT Races – Behind the Scenes’ van Geoff Davison. Hij verzamelde enthousiaste, korte verhalen uit het binnenste van het TT-circus aan de hand van allerlei officials en ‘other Back Room Boys’.

Eén zo’n back room boy is Dennis Mansell die in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw met zijspan voor Norton verschillende trialsuccessen binnensleepte. En – hier van belang – aansluitend tot in de jaren veertig deel uitmaakte van het Norton-fabrieksteam.

Hij zwierf langs de circuits om jong talent op te sporen. Een matsbaantje voor de zoon van een oud-Nortonbaas (Bill Mansell) zou je denken. Maar Dennis maakte wel serieus werk van die matsbaan. Want naast het scoutingwerk sloeg hij elk jaar op Man wekenlang de tenten op om zowel bij TT als Grand Prix – gelegen in de bosjes – trainingstijden van andere fabrieksteams en kanshebbers te noteren.

Nortonspion

Via Dennis komen we aan de weet dat Norton – met veel 1-, 2- en 3-podiumnoteringen oppermachtig in de jaren dertig – lang niet altijd op vol vermogen reed.

Mansell – zie hem daar liggen achter de struiken met verrekijker en chronometer – klokte iedereen die er een beetje toedeed tussen Kate’s Cottage en Cronk-ny-Mona, een afstand van tweeënhalve mijl. Hij deed dat niet omdat trainingstijden op zich zo veelbetekenend waren. Hij onderzocht vooral wat een coureur op bepaalde delen van het circuit uit een machine kon halen.

De fabrieks-Nortons bleken op dat stuk in 1931 maar liefst twaalf tot vijftien seconden sneller dan de rest van het veld.

Het waren overigens niet alleen doornige struiken waarachter Mansell zich tijdens zijn spionagewerk verstopte. Hij installeerde zich voor deze twaalf tot vijftien seconden op het balkon van Hotel Creg-ny-Baa. Van daaruit kon hij de coureurs zien aankomen bij Kate’s Cottage en volgen tot aan de linkerbocht bij Cronk-ny-Mona.

Gewapend met die kennis verlaagde het Norton-team ’s nachts voorafgaand aan de race de compressieverhouding op alle vier fabrieksracers om de boel heel te houden en toch – twee vingers in de neus – als een, twee en drie te eindigen.

Als liefhebber krijgen we natuurlijk maar geen genoeg van al die Norton-successen. En het is dan ook niet leuk te lezen als Mansell in zijn bijdrage in ‘Behind the Scenes’ tijdens zijn klokwerk in 1939 moet ontdekken dat de BMW’s veel sneller zijn. ‘Vele mijlen per uur sneller’. Er was ook geen houen meer aan en de BMW’s eindigden dat jaar één (Georg ‘Schorsch’Meier) en twee (Jock West). Norton’s Freddie Frith finishte op drie.

Een paar maanden later bevond Engeland zich in oorlog met Duitsland. The Isle of Man werd gebruikt als interneringsoord voor verdachte Duisers, onder wie de gevluchte ‘Entartete’ kunstschilder Kurt Schwitters.

Het liefst droom je over Man. En dat kan. Twee keer per jaar. In mei/juni wanneer de TT er is met HoKaSuYa’s op het officiële 38 mijl lange circuit en met oud Norton- en Aermacchiwerk op het zuidelijk gelegen Billown circuitje tijdens de Pre TT Classic-week. En een paar maanden later bij de Grand Prix in september, wanneer het oude spul tijdens de Classic Races volop in actie komt en over het ‘echte’ circuit langs Union Mills, Kirk Michael en Ramsey Hairpin snelt.

Wegwezen

Maar het mooiste TT-avontuur beleef je natuurlijk altijd zelf.

Ik spreek over wat jaartjes geleden. Mijn vrouw en ik hadden al wat trainingen bijgewoond. En we waren inmiddels bijgekomen van de eerste verbazing, de schrik van de Ducati’s en Honda’s die met een ongehoorde én gehoorde bloedgang op een metertje afstand langs de beergarden in Kirk Michael bliksemden.

We zouden eens een traininkje overslaan om eens lekker te gaan genieten van een uitgebreid, zelfbereid maal. Ik had alles klaargezet om een romantisch moonlight-buffet in te richten toen ik erachterkwam dat het hoofdbestanddeel, een paar dikgesneden lamskoteletten, nog op de toonbank van de slager moesten liggen. In Ramsey. Negenenhalve mijl verderop, stroomafwaarts.

Geeft niet, ik ben binnen een half uur weer terug, smoorde ik mogelijke verwijten. Ik had al uitgerekend dat ik ruimschoots terug zou zijn voordat de weg werd afgesloten. Het stratencircuit gaat doorgaans een uur voordat de training begint, op slot.

Tuurlijk lagen de koteletten nog in Ramsey. Ik had zelfs nog tijd voor een kort praatje. Over de kansen van local hero Richard ‘Milky Bar’ Quayle. Maar toen de slager zich als een encyclopedisch kenner van de TT liet zien, alle namen begon op te lepelen van dubbelwinnaars (senior en junior), pakte ik de vleeswaren. En met een ‘ik moet nu echt gaan koken’ smeerde ik ‘m er vandoor.

Dat was sensatie. Op verschillende hotspots stonden al mensen langs het circuit, tijdig verzekerd van een goed plekje om de training te bekijken. Roadmarshals lieten me ongemoeid. En ook al reed ik stroomopwaarts, tegen de rijrichting in, ik voelde me steeds meer een beetje TT-held; er stonden per halve mijl honderd koppen meer langs de straat.

‘Ik haal het wel, ik haal het wel’, ademde ik in mijn shawl. Ik kwam een aardig eind. Totdat bij Ballaugh Bridge een marshal met de vlag de weg op kwam. Wegwezen. En via een opgehouden afzetlint werd ik buiten het parcours gedirigeerd. Met de koteletten.

De zegetocht was over en ik was van het ene op het andere moment een anonieme motorrijder die niet wist hoe je nog in Kirk Michael kon komen.

Twee uur later kwam ik aan, een ongeruste echtgenote en de wedstrijdmotoren jankten al lang hun trainingsrondjes. Via horsetrails en wandelpaden had ik me een weg gemodderd naar de camping. Als dat geen romantiek is?! En het moonlight-buffet moest nog beginnen.

Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie