Vreemdgaan

 

In deze tijd van caféracers en andere zelfgecomponeerde fantasybikes is niets te gek meer. Nog maar een paar jaar geleden lag dat effe anders. Ik vroeg me af hoe vreemd je kunt gaan. Mag een Guzzi-koffer aan een BMW-frame, een Suzuki-spiegel aan een Vincent-stuur?

En wanneer is een Norton meer Triumph dan Norton? Op welk moment trekt de toercoördinator van de Suzuki-club je van de motor als je op non-Suzuki-materiaal probeert deel te nemen aan hun toertocht?

Ik wil best bekennen dat ik hem flink kneep toen ik naar de eerste toertocht van mijn Norton-club ging, bang betrapt te worden op enkele metrische elementen aan mijn Norton ES2.

Ja, ja ik had daags voor de rit, ik dacht naar de bloembollen, met de zaag een hardnekkige bagagedrager – die oorspronkelijk had toebehoord aan een Velocette – van mijn motor verwijderd. Een snede van de uitgeschoten zaag is nog zichtbaar op het spatbord. Deze operatie was zwaar overdreven, zo bleek.

De toerregelementen heb ik er niet op nageslagen maar ik kan me voorstellen dat de toercoördinator licht moet gaan sputteren, als ik kom aanzetten met een Triumph waarvan het enige Norton-onderdeel het tankembleem is. En misschien moet hij wel met een voorstel naar het bestuur om mij te royeren als ik me met een Francis-Barnett van Norton Villiers Triumph in een toerstoet wil voegen. Er zijn mij geen gevallen van dit soort corrigerend optreden bekend. Maar één ding is zeker: er wórdt binnen merkenclubs vreemdgegaan. En met groot gemak.

Pas geleden, een rit van mijn Nortonclub, verzamelen in een Fries dorpje, mocht ik er weer getuige van zijn. Actief vreemdgaan. Clubleden geven het niet alleen toe, nee, ze stoken elkaar op, zetten aan tot. En dan niet fluisterend achter de hand, nee luidkeels. “Wat? Heb jij nog een Amal-carburateur? Man daar zit toch geen enkele flow in, dat rochelt de benzine je cilinder in. Ik heb er meteen Mikuni’s op gegooid. Van al het gesodemieter af.”

Wat ik bij een treffen van de BSA-club over ontstekingen hoorde, was nog schokkender. Lieden die vinden dat gelijkrichters na jaren trouwe dienst als overbodige blinde darmen uit het blok mogen worden getrokken. En dat wordt dan ook nog in robuuste bewoordingen gezegd hoor. “Weghalen die handel. Meteen diodes erin.”

Er klinkt zelfs een zekere agressie in door. Agressie opgedaan omdat ze een keer twee uur in de regen met pech hebben gestaan en waarvoor de gelijkrichter nu nog eens een verbaal pak rammel moet hebben.

Weer een ander hoorde ik de kwaliteit van de Smith’s toerenteller bashen. Weet je wat ik opving? Je gelooft je oren niet. Motorrijders, mensen die er ijskoud hun aandrijfkabel uitdraaien, en led-lampjes over de schaal van de klok verdelen om de snelheid ‘betrouwbaar’ te kunnen aflezen. En dan ook nog eens in kilometers.

Heb niet het lef daar een relativerende kanttekening bij te maken. ‘Ach jij hebt zeker onder een steen geleefd, het is toch vrijheid-blijheid’. Er is mij een tikkie te veel vrijheid-blijheid. Ik wil gewoon weer worden teruggefloten als ik een Webb-vork monteer op een frame uit 1952, door het bestuur ter verantwoording worden geroepen als ik een materiaalfout bega. Of een paar maanden geschorst worden als ik op een BMW ben gesignaleerd.

En weet je wat ik een heel erg verschijnsel vind in dat circuit van partnerruil en vreemdgaan? Die Tritons.

Man, wat heb ik daar de pest aan. Omdat het mouwwerk van een Barbour-jas beter is dan van een Belstaff, gooi ik toch ook geen Barbour-mouwen in een Belstaff-jas. Hou toch op met die gekkigheid!

Triton-rijders, als jullie dan toch niet anders kunnen, doe mij dan in elk geval een plezier, en breng die overgebleven onderdelen langs. Ik stel mijn huis open voor alle wees-spatborden en -drijfstangen en begin een opvangcentrum voor ernstig verwaarloosde Noriumphs.

Engelbert Spechtenborst jr.

Gebaseerd op column die eerder verscheen in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie