Kerst op de ketting

IMG_2562

De kaarsen mogen weer aan. Huiselijke gezelligheid, we groeperen ons om tafel rond de bronnen van licht en warmte: ja ja, het is december.
In motorrijdende kringen was het een eeuw geleden het hele jaar door gezelligheid troef: de geur van kaarsen doortrok de woning van januari tot januari. Ik wist het niet maar in De Motorfiets van F.W.H. Emons lees ik dat de ketting op de kachel werd gesmeerd in een platte pan met gesmolten kaarsvet. Daar ging dan nog een petroleumbad van ‘ettelijke uren’ aan vooraf.

De ketting was rond 1913 toen Emons met zijn boek op de markt verscheen, nog niet de vanzelfsprekende verbinding tussen motorblok en (achter)wiel. Er woedde een ernstige discussie over de pro’s en contra’s van de leren of linnen aandrijfriem versus de ketting.

Naast de stugheid van de ketting was de grootste kopzorg de constructie van een omhullende kast om de aandrijving voldoende te beschermen tegen motorhooligans als zand en water. Er werd gezocht naar een (oliebad)kettingkast die een snelle demontage van het achterwiel mogelijk maakte en tevens een einde maakte aan de kaarsvetbaden.

Een slechts boven de ketting zwevend schermpje werd als onvoldoende gezien.

Die riemen – als snaar of als platte band – werden verfoeid omdat ze uitrekten en slipten. De later ontwikkelde riem van canvas en rubber was al wat flexibeler.

Eerdere experimenten met een sterke maar niet meegevende ketting liepen spaak.

* * * * *

De ketting kwam echter opnieuw op de agenda nadat het in de Verenigde Staten was gelukt om met een droge koppeling van staal- en asbestplaten een soepele overgang tussen motorblok en achterwiel te krijgen.

Langzamerhand keerden meer producenten terug op hun schreden en bekeerden zich alsnog tot de ketting. In Europa greep alleen FN met succes naar de cardan. Maar op het moment waarop Emons zijn boektekst voor de tweede druk in 1915 bijna heeft afgerond, moet hij cynisch constateren dat ‘de wereldbeschaving in 1914 haar glanspunt heeft genaderd’ en de – inmiddels door de Duitsers bezette – fabriek in een hospitaal was veranderd. Om dit even af te maken: na de wereldoorlog vervolgde FN de productie, maar nam in 1923 afscheid van de cardan ten gunste van de ketting.

Overigens had dezelfde wereldoorlog het Amerikaanse Fielbach Limited gebracht tot de ontwikkeling van een militaire viercilinder die ook met een cardan werd uitgevoerd.

Norton kreeg het in 1915 voor elkaar en kwam voor het eerst met een ketting in oliebadkast naar het achterwiel op een wat later de eerste 16H in een lange reeks (tot 1954) zou zijn. Daarnaast ging Norton nog een paar jaar vrolijk door met de riemaandrijving maar had net als de concurrentie weer een stapje gezet in de richting van vervolmaking.

* * * * *

Dat het met de Engelse motorfiets nooit tot vervolmaking zou komen, is een bekend verhaal. Of – the Perfect Commando – vergis ik me? Met die P.C. draagt Holland Norton Works uit Hillegom bij aan een bij eerste gedachte merkwaardige, atypische vorm van evolutie. Zeker als je kijkt naar die aandrijving. Te midden van alle modernisering van materialen keert ineens de oude belt drive weer terug als verbinding tussen krukas en versnellingsbak.

Bij evolutie in de biologie sterven levensvormen die zich niet kunnen handhaven een zekere dood: de sabeltandtijger zien we nooit meer terug. Door evolutie in de technologie zijn weliswaar paard en wagen ook uit het (straat)beeld verdwenen en vervangen door de Mercedes Sprinter, maar er is altijd een categorie liefhebbers die het weggeconcurreerde paard en wagen een warm hart toedraagt, in ere houdt, verzorgt en er op zondagochtend mee uit rijden gaat.

En volgens Kevin Kelly, initiatiefnemer van het prestigieuze Amerikaanse technologiemagazine Wired die deze gedachte in zijn boek De Wil van Technologie uiteenzet, blijken uitgestorven gewaande technologieën altijd nog wel ergens op de wereld te bestaan. Hij heeft het dan over ossenkarren in Birma, bedrijfjes in Boston die in 1962 nog op stoomkracht werkten en mandenmakerskunst in Afrika.

Sterker: oude technologieën zijn onuitroeibaar en keren op een of ander moment terug.

Een mooi voorbeeld daarvan is de wederopstanding van de hybride-auto die op een verbrandingsmotor én elektrisch kan rijden. Ruim honderd jaar eerder, in 1900, hadden Ferdinand Porsche en Ludwig Lohner, zoon van een Weense koetsenbouwer, dat al voor elkaar.

De voorraden aan contactpunten en 34 mm spruitstukken bij onze leveranciers zeggen genoeg. En spakenvlechters hebben, net als Afrikaanse mandenmakers, anno 2015 nog altijd reden van bestaan.

De ketting is inmiddels al weer veel verder geëvolueerd. O-ringen werden X-ringen die zand en vocht nog beter buitensluiten. En zo ligt er op de Perfect Commando – onder een schermpje – een X-ringenketting op het achterwiel maar is er een belt drive voor de primaire transmissie.

En ook het kaarsvet ontkwam niet aan een evolutie. Het komt nu koud uit een spuitbusje: wiel paar keer ronddraaien en even ffft, ffft, ffft. Maar wie het niet kan laten, mag een kaarsje branden. Het is december.

Engelbert Spechtenborst jr.

Column verscheen eerder in Unapproachable van Norton Club Nederland

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags , , , , , , , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie