Motoretiquette

Uit het handboekje De Motorfiets van F.W.H. Emons, uitgebracht in 1913, mag ik graag citeren. Omdat het aardig inkijkje geeft in stand van de (motor)techniek van ruim een eeuw geleden. Maar ook om een idee te krijgen hoe men destijds met het voertuig dat motorfiets heet, omging of volgens de auteur om diende te gaan. Motoretiquette dus.

Een top vijf uit het hoofdstuk Practische wenken.

1. Droom niet; houdt een rechte lijn, dus slinger niet als een serpentine over den weg; raas niet tegen “kaffers”; passeer nooit rakelings zoolang de weg breed genoeg is om ruimte te laten……voor onvoorziene gebeurtenissen: ongelukken hangen aan ’n haar.

2. Takel uw motor niet toe met allerhande snuisterijen, waardoor ge een geheel krijgt, waar een toevallig toeschouwer slechts ’n warenhuis in terug kan vinden. Wil men een snelheidsmeter – in vredesnaam – maar ga niet verder!

3. Leen uw motor niet uit – zoomin ge uw vrouw, meisje óf overhemd zoudt uitleenen.

4. Neem notitie van den sportmakker, die ge ‘langs den weg’ ziet zitten. Veracht hij uw hulp, dan hebt gij uw plicht gedaan en hij speelde den bullebak, omdat zijn opvoeding hem niets beters heeft geleerd. Wordt niet boos daarover; groet hem eenvoudig-beleefd, ernstig waardig en vervolg uw weg. Is het daarentegen een persoon, die zijn plaats in de wereld kent, dan zal hij u dankbaar zijn, al ware het, dat hij zich beter alléén, dan mét uw hulp zou kunnen redden.

5. Bij het passeeren van alleenstaande huizen op landwegen is het altijd geraden om uw komst door den hoorn aan te kondigen. Het gebeurt vaak dat ’n hondekar of bespannen voertuig van ’n erf de weg op komt. Daardoor ontstaat zeer gemakkelijk een ongeluk, vooral als de motorrijder en (of) de voerman ‘vaart’ hebben.

Dit bericht is geplaatst in blog met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie